top of page

Stoppeldagen

Hij meent dat vandaag minder plezierig gaat worden dan gisteren. Vandaag steken er haren van ongeveer een halve centimeter uit de omgeploegde poriën op Carels kaak en kin. Een maand geleden, twee dagen na zijn twintigste verjaardag, had hij voor het eerst een scheermes moeten gebruiken. Dit zou de vierde keer worden. Met een prille angst in zijn borst zet hij het mesje op zijn kin. Hij scheert geen vloeiende banen, maar ontdoet zijn gezicht in gefragmenteerde handelingen van het haar. Iedere vierkante centimeter geeft hij aandacht, als een bioloog op zoek naar vers ontsproten vunzigheden. De haren die het mesje weigert te snoeien, trekt hij er met een pincet uit. Boven de rand van zijn boxer steken ook haren uit. Die negeert hij zo goed als hij kan.

 

Zijn moeder heeft hem verteld dat in Parijs de betere universiteiten van Europa staan. Marta wil er iets studeren, wát interesseert hem niet. Niet dat ze daadwerkelijk naar Parijs gaat verhuizen; hij verwacht dat ze niet verder komt dan Utrecht. Zijn zus zegt vaak van de gebaande paden af te willen stappen, maar blijft toch stug de bordjes volgen. De nagels van haar wijs- en middelvingers zijn korter dan de andere, vuile stompen omringd door afgekloven muurtjes; onomstotelijk bewijs dat ze ook bij het bijten van haar nagels kiest voor de meest bewandelde weg. Wat en of hij zelf wil studeren, weet hij niet. Na zijn middelbare school besloot Carel geen overhaaste beslissingen te nemen. Hij had niet geopperd te willen studeren en niemand stelde iets dergelijks aan hem voor.

​

 

Het appartement dat ze voor twee maanden huren, ligt in het zestiende arrondissement en wordt aan weerszijden ingesloten door tientallen gelijksoortige maisons Parisiennes, die tezamen een stuwwal van rijk toerisme vormen. Hun vader is om de gebruikelijke redenen thuis gebleven. Terwijl Carel voor de spiegel staat en zijn kin bestudeert, opent zijn moeder de deur van de badkamer.
                  'Ik ben mijn scheermesje kwijt,' zegt ze, terwijl ze voor hem langs buigt en de zijne pakt. Zij aan zij beschouwen ze de haargroei op hun gezichten. Zijn moeder scheert tweemaal per week haar wenkbrauwen af en spendeert iedere ochtend tien minuten aan het optekenen van vervangende haren. Ook haar wimpers trekt ze uit en moet ze vervolgens vers uit een pakje halen. Als Carel zijn bril afzet, verdwijnen alle subtiliteiten in zijn moeders gezicht; er is geen haar om hem van aanknopingspunten te voorzien. Ze verandert in een collectie wazige, ronde vormen, die zich door het huis voortbeweegt en aanmatigende opmerkingen maakt over alles wat ze tegenkomt. De drempels in dit appartement zijn te hoog. Lang haar staat Marta beter. Fusilli is ordinair. Ze bekijkt de wereld vanuit een soort geïmporteerde arrogantie, verkregen door te trouwen met een man die honderdmaal haar financiële middelen en maar half haar sociale ambities heeft. Maar Carel koestert zijn moeders neuroses; ze maken haar nietig en tastbaar.

 

​

Nu moet er gegeten worden. Ze gaan naar een restaurant waar ze nog niet eerder geweest zijn en wanneer Marta bij aankomst even buiten blijft staan om haar telefoon op te nemen, spreekt de hostess Carel en zijn moeder aan als 'Monsieur et Madame Wandelaer'. Ze kijkt er onsmakelijk bij; in Parijs schijnt men weinig gecharmeerd te zijn van oedipuscomplexen. Carels moeder glimlacht, bedankt de hostess in vloeiend Frans voor haar hulp en knijpt Carel zachtjes in zijn schouder. Er wordt wijn ingeschonken en een ober komt hun bestellingen opnemen. De menukaarten blijven dicht op tafel liggen. Hoewel ze nog nooit een maaltijd voor hen gekookt heeft, eist hun moeder iedere avond het recht op om te kiezen wat haar kinderen voorgeschoteld zullen krijgen. Haar huiselijke alleenheerschappij is voor iedereen vanzelfsprekend.

                  'Vis, denk ik,' besluit ze. Niemand sputtert tegen.

                  'Frank is laatst onwel geworden na het eten van een stuk zalm bij die nieuwe brasserie,' beweert Marta en de twee beginnen geanimeerd te roddelen over hun vermoedens over het keukenpersoneel. Hoewel hij oprecht meent een hechtere band te hebben met zijn moeder, is het Carels zus die eindeloze gesprekken met haar kan voeren. Marta lijkt te veel op hun vader, vol opgeblazen ideeën en onmogelijk in te lossen verwachtingen van de wereld. Wanneer ze met z’n drieën aan tafel zitten, is Carel niets meer dan een restvorm om hun gesprekken te omlijsten. Op de momenten dat hij zich daar pijnlijk van bewust wordt, infantiliseert hij zichzelf in de hoop zijn moeders aandacht te kunnen trekken. Als de vis gebracht wordt, laat hij zijn vork met een klap op het bord vallen en spettert er bearnaisesaus op zijn blouse. Niemand kijkt op. Een echtscheiding zou iedereen wonderen doen.

 

​

 

Terwijl Marta en zijn moeder de Sorbonne bezoeken, struint Carel door Parijs. Als hij in een patisserie in de rij staat voor een eclair, laat een moeder met twee kleine kinderen hem voor gaan. Hij knikt vriendelijk en doet twee stappen naar voren. Carels gezicht bezit alle kenmerken van zwakzinnigheid; ogen die te dicht bij elkaar staan, een platte neus, ingevallen jukbeenderen en een weinig zichtbaar onderscheid tussen kin en nek. Hij draagt zijn uiterlijk met genoegen, heeft zich in het lichaam van een zwakzinnige genesteld zonder de geestelijke minpunten ervan te hoeven verduren, en gebruikt het naar behoeven. Men onderschat hem, houdt deuren voor hem open, prijst zijn middelmatigheid. Hij accepteert deze kleine giften ongegeneerd. Daarom doet het hem weinig om zijn zus te zien uitvliegen, terwijl hij in het nest blijft. Hij kiest er immers zelf voor om te blijven. Dat niemand het lef of de behoefte heeft om hem te duwen, is dus van weinig belang.

 

Na zo’n drie kwartier lopen is de charme van de eenzame wandeling afgesleten. Carel geniet van isolement, maar niet zonder toeschouwers. Hier in Parijs merkt niemand hem op, denkt niemand na over zijn gevoelens of gedachten en kan hij geen aandacht afdwingen met zijn eenzaamheid. Daarom besluit hij ter afwisseling in Le Grand Rex een film te gaan kijken. Door de hele stad wordt reclame gemaakt voor een sciencefictionfilm met Ben Kingsley, en hoewel Carel weinig voorliefde voor dat genre heeft, heeft hij de poster intussen zo vaak gezien, dat hij zich gedwongen voelt om de film te gaan kijken. Le Grand Rex is koel, immens en drukbezocht. Een overweldigende hoeveelheid bioscoopgangers in de lobby verspert de weg naar de kassa’s en het vooruitzicht om schouder aan schouder te zitten met deze mensen doet Carel weinig goeds. Dus vlucht hij de Boulevard de Bonne Nouvelle terug op. Zo’n honderd meter van Le Grand Rex zit La Criée, een onaantrekkelijk uitziend visrestaurant, en even leeft de gedachte om daar alvast zijn avondeten te nuttigen. Hij zou zijn moeder kunnen begroeten met een kus op haar wang en dan zou ze de vis op zijn adem kunnen ruiken. Maar eenmaal onder het uithangbord van La Criée ziet Carel op de aansluitende muur een ander bord met daarop de tekst ‘CINEMA BEVERLY’. In een zijstraat ziet hij een tweede uithangbord en een glazen deur met daarboven rode neonletters.

 

De bioscoop ziet er net groezelig genoeg uit om onmogelijk veel mensen aan te kunnen trekken, dus stapt Carel naar binnen. Terwijl hij in het kleine halletje zoekt naar een filmprogramma, wordt hij begroet door een oude man die de kassa bemant. De man begint in rap Frans te praten. Carel probeert te luisteren, maar wordt vrijwel meteen afgeleid door de posters die de muren rond de box office opsieren. Naast het gezicht van de kassier hangt een grote zwart-witposter van een vrouw in lingerie en boven het bordje met 'Strictement interdit aux moins de 18 ans' ziet hij een ansichtkaart met een paar borsten in een Amerikaanse-vlag-bikini, zo afgesneden dat het bijbehorende hoofd niet zichtbaar is.

                  'Voulez-vous regarder? Ou vous avez tort ici?' zegt de man.

                  'Je ne sais pas,' antwoordt Carel. 'Que est-ce que c’est? Ici?'

Opnieuw begint de man te praten en hoewel Carel de meeste woorden niet verstaat, hoort hij duidelijk de term 'erotique' langskomen. Verder dan wat willekeurige handgebaren als antwoord komt hij niet.

                  'Je n’ai pas les mots.'

                  'C’est bien. You go in and you watch,' zegt de man glimlachend en hij gebaart richting een zwarte deur. Op de bakstenen wand naast de kassa hangt een affiche; een amateurfoto van een vrouw gekleed in zwarte spandex, omringd door ouderwetse word-art. Ze lonkt.

 

De zaal is klein en duister en er draait al een film wanneer Carel binnenloopt. Er staan een stuk of tien rijen rode bioscoopstoelen en op de verste muur hangt een wit filmdoek waarop vijf halfnaakte mensen geprojecteerd worden. Carel gaat op de achterste rij zitten, zo ver mogelijk verwijderd van de vier andere mannen die het zich gemakkelijk gemaakt hebben in de zaal. Hij hoort links van zich zacht gehijg en een man op de tweede rij heeft zijn jas als een partytent over zijn schoot gespannen. De acteurs en actrices op het scherm bevinden zich in een ouderwetse bibliotheek. Een vrouw hijst zichzelf op een bureau, dat kraakt onder haar gewicht. Ze stoot met haar elleboog een pennenhouder om, maar niemand raapt de pennen op. Op de rij voor Carel zit een man zich schaamteloos af te trekken, terwijl hij met zijn linkerhand af en toe een flesje water naar zijn mond brengt. Het etiket plakt nog maar met één punt aan het flesje en is overduidelijk een bron van ergernis voor de man, maar hij heeft geen hand meer vrij om het etiket los te peuteren.

 

Carel masturbeert soms, maar nooit in bijzijn van anderen. Aan seks is hij nog niet toe gekomen - of toe geweest. Hij weet niet zeker of de schuld ligt bij onwilligheid of uitstelgedrag. De mannen hier lijken zich absoluut niet te schamen voor hun uitzonderlijke middaginvulling; voor hen is er niets uitzonderlijks aan. Af en toe ziet Carel hoe ze hun ogen van het scherm trekken en contact zoeken met elkaar, niet uit perversiteit of bemoeizucht, maar om hun band te versterken. Die distinctie is meteen voelbaar en van onuitgesproken belang. In de zaal heerst een gevoel van vriendschap, gebouwd op deze gezamenlijke aanschouwing van enigszins gênante erotiek.

                  'Plus lent, plus lent, mes petites. Je ne veux pas venir trop vite!' zegt een van de mannen op het scherm, die zich tegoed doet aan een glas drank, terwijl de twee vrouwen elkaars ondergoed uittrekken. Carel legt zijn hand op zijn kruis, maar zijn broekrits blijft dicht.

 

Een van de vrouwen heeft dezelfde haarkleur als zijn moeder en de punten van haar wenkbrauwen zijn dun door teveel plukken. De man waarmee ze aan het zoenen is, lijkt echter totaal niet op zijn vader. Vroeger hoorde hij zijn ouders minstens eens per week, maar de laatste keer dat hij gekreun door de muur hoorde komen, is misschien wel tien jaar geleden. Hun lust heeft zich gefossiliseerd tot niets meer dan een vage indruk in de lakens. Soms lijkt het alsof zijn moeder opleeft op de momenten die eigenlijk gêne zouden moeten opwekken, zoals de opmerking van de hostess in het restaurant. Maar misschien is het makkelijker om te doen alsof haar twintig jaar jongere zoon haar echtgenoot is, dan om toe te geven dat er een scheiding op komst is - bed en bank op de rand van de afgrond. Ondertussen zijn de acteurs op het scherm begonnen aan het echte werk en vinden diverse penissen diverse gaten. Drie rijen voor zich ziet Carel een paar schouders en een achterhoofd vol donkergrijs haar als een hoedenplankhondje op en neer bewegen. De rode stoelen benemen hem een verder uitzicht op de man. Dit is niet de eerste keer dat Carel porno ziet, maar om de een of andere reden maakt deze film meer indruk op hem dan de korte clips op het internet. Deze vrouwen zijn ouder, zachter, minder gespannen. De kleine vrouw met dezelfde haarkleur als zijn moeder gaat door haar knieën. Het grijsharige achterhoofd draait zich een stukje om en kijkt Carel een paar seconden aan. Daarna richt hij zich weer op de film en beginnen zijn schouders weer te bewegen.

 

Hij is toegetreden, meent Carel, tot een vreemde broederschap, die onmiddellijk weer ontbonden wordt zodra de leden de bioscoopzaal verlaten. Maar voor nu is iedereen hier om zijn heil te zoeken in de vijf naakte figuren op het scherm, die onbekommerd doorgaan met neuken, zelfs als er niemand kijkt. Er ligt een beschermende laag over hen heen, die veroordeling en ontstemming onmogelijk maakt. Zijn broek moet los, voelt Carel, al was het alleen maar uit solidariteit. Het schaamhaar dat boven zijn boxer uitsteekt, jeukt onophoudelijk. De film kabbelt voort en verandert langzaam in een aaneenschakeling van seksuele handelingen en grommend commentaar. De gezichten verdwijnen en maken plaats voor nieuwe projecties. Hij vraagt zich af wie ooit besloten heeft dat het obsceen is om lichamelijke liefde te delen met de vrouw die het dichtst bij hem staat. Van eventuele kinderen zou hij kunnen houden, of ze nu gezond waren of niet. Ze zouden in Parijs kunnen blijven en vaste klant kunnen worden bij het restaurant met de onbeschofte hostess - iedere avond als meneer en mevrouw aangesproken worden. Een appartement ergens en ieder een eigen kamer, als ze dat liever heeft. Carel zakt tevreden weg in zijn stoel en krabt. De man links hijgt, de man vlak voor hem neemt een slok water, de man op de tweede rij zit onder zijn tent, de man met het grijze haar stuitert op en neer. En dat allemaal terwijl de actrice op het scherm haar mond afveegt.

 

*

 

Er zijn nog geen nieuwe stoppels verschenen, maar die avond staat Carel opnieuw in de badkamer met zijn scheermes in zijn hand. Hij draait het handvat om, zodat het scherpe trimmesje op de achterzijde zichtbaar wordt. Langzaam zet hij het trimmesje op zijn wang en trekt hij het omlaag. Het vlees opent zich als een rits en er begint bloed te gutsen. Met een washand tegen de wond loopt hij naar buiten en wacht hij op zijn kamer tot Marta, die tien minuten eerder verkondigd had te gaan douchen, de badkamer binnengaat. Zodra Carel de douche hoort stromen, klemt hij een stoel onder de klink, zodat Marta hen niet zal storen. Hij loopt naar de keuken, waar zijn moeder zit te lezen en wanneer ze opkijkt, laat hij de washand op de vloer vallen. Ze legt haar tijdschrift weg en veegt met de achterkant van haar hand over haar voorhoofd, waarbij ze een klein stukje wenkbrauw meeneemt. Uit een kastje haalt ze een rol keukenpapier en ze klopt met haar vrije hand op de keukentafel. Carel hijst zichzelf op de tafel, die kraakt onder zijn gewicht. Hij stoot met zijn elleboog de keukenrol om. Zijn moeder scheurt een stuk papier af en maakt het nat met haar spuug. Ze plakt het over de snee heen, alsof het een echte scheerwond is. Ze zucht en knippert overdreven, alsof iedere neerwaartse beweging van haar oogleden met kracht wordt bijgezet. Carel zwelgt in de momenten waarop zijn moeder zich gedwongen om hem moet bekommeren. Hij voelt zich thuis onder haar huid, het is een verslaving die hij koestert en onderhoudt.

 

De onderkant van zijn moeders gezicht is het domein van een kleine centenbak, die haar voorziet van een permanent afkeurende uitdrukking. Ze loopt eveneens afkeurend, haar hakken dreunen met enorme kracht op de houten vloer, waardoor Carel soms half verwacht haar scheenbeen uit haar vel te zien springen. Terwijl ze de snede op zijn wang provisorisch voorziet van een stel pleisters, hoort hij haar kiezen als schuivende aardplaten knarsen. Alles aan haar houding suggereert irritatie, maar Carel weet dat niets haar zo gelukkig maakt als het kunnen tonen van haar moederlijke instincten. Haar aanmatigende uitdrukking is slechts schijn. De keuken lijkt zich te vullen met een bedwelmende nestgeur, alsof het lichaam van zijn moeder oncontroleerbaar feromonen uitstoot wanneer het geconfronteerd wordt met het behoeftige lichaam van haar zoon. Hij weet zeker dat zij het ook ruikt; de geur is onontkoombaar. Op de achtergrond hoort Carel de douche nog steeds stromen en zijn ademt begint te versnellen. Marta zou het niet begrijpen, net als ieder ander. Ze zouden moeten liegen, moeten verbergen. Ze zouden genoegen moeten nemen met geleende liefde, eigenlijk bestemd voor toekomstige relaties, waarvan alleen zij tweeën zouden weten dat die nooit tot stand zouden komen. Zijn moeder fronst rimpels in haar voorhoofd en plakt secuur een tweede pleister op de wond. Carel voelt haar adem op zijn wang, kan de haartjes van haar plastic wimpers tellen. Hoe dichterbij ze komt, hoe zekerder hij zich voelt. Hij wacht niet tot haar huid de zijne raakt.

​

​

Tot stand gekomen tijdens de Parijs Residentie van Vlaams-Nederlands Cultuurhuis de Buren in 2015.

bottom of page